Jurisprudentie
AU8576
Datum uitspraak2005-12-22
Datum gepubliceerd2005-12-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/781188-05 VEV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-12-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/781188-05 VEV
Statusgepubliceerd
Indicatie
Diefstal in vereniging middels braak en inklimming, strafwaardigheid, geobjectiveerde samenhangende omstandigheid, strafverzwarend
Uitspraak
Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 22 december 2005
Parketnummer: 17/781188-05
Vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 13/127169-03
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Flevoland, HvB Lelystad, te Lelystad.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 8 december 2005.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Ficq, advocaat te Amsterdam.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
OVERWEGINGEN VAN DE BEWIJSBAARHEID
Aan verdachte is onder 1. telastegelegd het misdrijf van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. De kern van dit delict is diefstal. Uit de samenhang van de artikelen 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht blijkt dat de wetgever de strafwaardigheid van het misdrijf groter acht, naarmate meer sprake is van zekere, in de artikelen 311 en 312 genoemde strafverzwarende omstandigheden. In casu moeten het wegnemen van het geld en de omstandigheden dat dit wegnemen geschiedde in vereniging met anderen, door middel van braak, verbreking of inklimming, en dat het gepaard ging met geweld of bedreiging met geweld tegen personen, in de wettelijke systematiek als een eenheid worden gezien. Uit het vorenstaande volgt dat het hier bedoelde geweld en de bedreiging met geweld niet zijn te beschouwen als een geobjectiveerde, begeleidende omstandigheid, maar als samenhangend met het (opzettelijk) wegnemen en dus als onderdeel van het opzet van de dader. Is dit opzet in enigerlei vorm niet gericht op het teweeg brengen van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, dan kan geen sprake zijn van schending van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
In de onderhavige zaak is niet gebleken dat het door de daders toegepaste geweld, te weten het verbreken van een bovenlicht van de kluisruimte, was gericht tegen personen. Het geweld was kennelijk bedoeld om de ruit stuk te maken en zo toegang te krijgen tot de kluisruimte om daar geld weg te nemen. Evenmin is sprake geweest van bedreiging met geweld tegen personen. Er is geen mondelinge of fysieke bedreiging geuit tegen personen in of buiten de bank. De daders hadden geen middelen bij zich die moesten dienen tot het bedreigen van personen. De meegebrachte voorhamer is alleen gebruikt om de ruit te vernielen. Het is begrijpelijk dat het plotseling verschijnen van een donker geklede persoon voor het bovenlicht die met een voorhamer op de ruit begon te slaan, het personeel van de bank schrik heeft aangejaagd. Niet is evenwel bewezen dat het opzet van de daders zich mede heeft gericht op het veroorzaken van deze schrik.
Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van het telastegelegde geweld en de bedreiging met geweld tegen personen.
PARTIËLE VRIJSPRAAK
De verdachte moet van het onder 2. primair en subsidiair telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het onder 1. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 14 juli 2005, te Burgum, in de gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld te weten ongeveer 62.000 EURO, toebehorende aan de [slachtoffer], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op het misdrijf:
1.
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 15 oktober 2005;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1. telastegelegde tot 36 maanden gevangenisstraf;
- het pleidooi van de raadsvrouw.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders een zorgvuldig beraamde en tot in details geplande en uitgevoerde diefstal door middel van braak en inklimming gepleegd. De zorgvuldige voorbereiding wordt geïllustreerd door het stelen van twee voertuigen die bij de inbraak zijn gebruikt, het diverse keren afleggen van de betrokken bank en de naaste omgeving, het vaststellen van een vluchtroute, waarbij van voertuig werd gewisseld, het aanschaffen van bij de inbraak te gebruiken voorwerpen zoals handschoenen en een voorhamer, en het hanteren van een rolverdeling tussen de drie daders.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake van een brutale en professionele inbraak in een bank, waarbij een grote hoeveelheid geld is buitgemaakt. Dat de daders kort na hun daad aangehouden zijn en dat de gehele buit is teruggevonden is niet aan de daders te danken, maar aan de oplettendheid en moed van een aantal ooggetuigen die flink en adequaat hebben gehandeld. Verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten. Gelet op de hiervoor beschreven aard van het delict en de bedenkelijke manier waarop het is voorbereid en uitgevoerd, hetgeen getuigt van een antisociale houding van verdachte, acht de rechtbank een flinke onvoorwaardelijke gevangenisstraf op haar plaats. De rechtbank heeft daarbij ook gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor dit misdrijf. Ter genoegdoening van de bestolen bank en haar medewerkers, tot herstel van de geschokte rechtsorde alsmede ter wegneming van de onlustgevoelens die door het misdrijf in de samenleving zijn ontstaan dient een gevangenisstraf van 15 maanden te worden opgelegd.
VORDERING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 17 oktober 2003, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Amsterdam, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 1 november 2003. Bij vordering d.d. 24 november 2005 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Het hiervoor onder 1. bewezenverklaarde feit is door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank zal op grond daarvan de tenuitvoerlegging gelasten van de aan verdachte bij voornoemd vonnis van 17 oktober 2003 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14g, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2. primair en subsidiair is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte, [verdachte], van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven schoenen (zwarte, halfhoge, lederen), broek (zwart) en jas (zwart).
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
13/127169-03:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer in het arrondissement Amsterdam d.d. 17 oktober 2003, te weten: tien maanden gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. J. van Bruggen, rechters, bijgestaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 december 2005.
Mr. Dijkstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.